Rome begint waarschijnlijk als een dorp van vissers aan de rivier de Tiber, in hartje Italië. Volgens een hele beroemde legende werd de stad in 753 v. Chr. gesticht door de tweelingbroers Romulus en Remus. Romulus en Remus werden als baby’s door een wolvin gevonden in een mandje in de Tiber. Later vindt een herder de kinderen. Hier wordt de stad Rome gebouwd.
Hier zie je de Rijn waarop grote vrachtboten varen en een stuk van een castellum (links). Rechtsonder een klein stukje van de vicus, het kampdorp.
In Nederland was er één heel groot kamp. Daar kon een heel legioen in wonen (6000 man). Het werd een castra genoemd.
Dat was op de plaats waar nu Nijmegen ligt. De plaats heette toen Noviomagus.
De Romeinen brachten veel spullen die de Germanen in ons land niet kenden. Bijvoorbeeld vruchten uit Zuid-Europa, zoals perziken, vijgen en druiven.
Maar ook kippen. Nieuw voor de Germanen waren ook spiegels, messen, lepels en glas. Om al die spullen te betalen gebruikten de Romeinen geld. Dat was ook nieuw voor de Germanen. Tot dan toe betaalden die elkaar door spullen te ruilen.
Het Romeinse leger is verdeeld in legioenen van ongeveer 6000 soldaten.
10 cohorten, van elk ongeveer 500 soldaten. Alleen het eerste cohort heeft er twee keer zoveel, want dat zijn de dappersten. Het leger was goed georganiseerd. Ze hadden speciale aanvals- en verdedigings-technieken.
Op het plaatje zie je een schildpad-formatie. Dat heette een testudo.
Als ze het konden betalen, huurden de Romeinen één of twee kamertjes in een van de vele flatgebouwen in de stad.
Zo’n flat heette ‘insula’. Dat waren gebouwen van soms 8 of 9 verdiepingen. Het stonk, het was er donker en koud en er was geen stromend water en geen wc. Vaak waren de flats vaak slecht gebouwd. Er was altijd gevaar voor brand of instorting.
Het leven van de meeste Romeinen speelde zich hoofdzakelijk buiten af. In de insula (flatgebouwen) konden de mensen niet koken of naar de wc. Eten haalden ze bij kleine winkeltjes onderin de insula.
Als ze naar de wc moesten gingen ze naar een openbaar toilet. Daar zaten ze gezellig naast elkaar te plassen of te poepen en maakten ondertussen een kletspraatje met de buurman.
Gladiatorengevecht op leven en dood in de arena. Een gladiator is meestal een krijgsgevangene, misdadiger of slaaf. Soms wordt iemand uit vrije wil gladiator. Er zijn hele heleboel verschillende gladiatoren, elk met een eigen wapen en vechtstijl. Ze worden getraind op een gladiatorenschool. Op het plaatje zie je een ‘secutor’ (met zwaard en schild) en een ‘retiarius’ (netvechter met drietand).
Download de woordzoeker, kruiswoordpuzzel of andere puzzel van deze Flipping-pagina.
De afbeeldingen die je op deze Flipping-pagina ziet, kun je omdraaien door erop te klikken.
In de tekst kom je woorden tegen, die je ook kunt vinden in de puzzel die je gedownload hebt. Bij een woordzoeker lees je een zin als je alle woorden hebt ingevuld.
Voor je juf of meester is er ook een antwoordblad
Op het hoogtepunt van het Romeinse Rijk waren de Romeinen de baas in veel landen rondom de Middellandse Zee. Ook in delen van Noord-Afrika en grote delen van Azië. In Europa o.a. Spanje, Frankrijk, Engeland, Zwitserland, Oostenrijk een groot stuk van Duitsland.
Ook in ons land waren ze de baas.
De Rijn vormde de grens.
Een castellum was een Romeinse legerplaats. Daar komt ons woord kasteel vandaan. Hier leven ongeveer 500 soldaten. Het werd meestal op dezelfde manier gebouwd. 4 uitgangen.
Veel barakken voor de soldaten.
In het midden het hoofdkwartier en de woning van de commandant.
Soms is er nog een ziekenhuis, paardenstallen en een haventje.
Op de Rijn gebruikten de Romeinen grote platte boten om goederen van de ene plaats naar de andere te vervoeren.
Langs de Limes zijn bij opgravingen restanten van deze boten gevonden.
In het Archeon bij Alphen aan den Rijn worden ze helemaal nagebouwd.
Je ziet hier een Romeinse wachtpost, die uitkijkt op de Rijn.
In een castellum wonen de soldaten in barakken. In de barakken zijn kleine kamers waar 8 soldaten slapen. Dat doen ze in stapelbedden. Zo'n groep van 8 soldaten heette een contubernium.
Naast het slaapgedeelte is een opslagkamer voor alle wapenuitrustingen. Aan het eind van de gang is een grote kamer. Hier woont de centurio (honderdman), de baas van ± 100 soldaten.
Villa van de rijke Romeinen.
1=vestibulum (ingang) ,
2=Tabernae (winkeltjes)
3= Cucina (kookruimte) ,
4= Atrium (open ruimte)
5= Impluvium (waterbekken) ,
6= Cubicula (slaap-/rustruimte) ,
7= Tablinium (woonkamer) ,
8= Triclinium (eetkamer) ,
9= Peristylium (tuin met zuilenhal)
Mannen en vrouwen droegen dagelijks een tunica. De tunica was een lang kledingstuk van linnen, wol en/of katoen dat rond het middel met een gordel was vastgesnoerd. Bij mannen tot de knie, bij vrouwen iets langer. Romeinse mannen droegen bij officiële gelegenheden een toga. Een grote wollen lap stof die op een bepaalde manier om het lichaam werd geslagen.
Eén van de meest beroemde gebouwen in Rome is wel het Colosseum.
Het Colosseum was een amfitheater, waar zelfs hele zeeslagen konden worden nagespeeld. In de grond onder de arena lopen lange gangen en er zijn ruimtes voor de gladiatoren en de wilde dieren. Kijk bij de afbeelding van de Romeinse cijfers. Daar zie je de gangen.
De noordgrens van het Romeinse Rijk werd de Limes genoemd
(spreek uit: Lie-mes).
In ons land was de Limes de rivier de Rijn. Langs de Limes werden heel veel Castellums gebouwd om de grens te bewaken tegen aanvallen uit het noorden.
Er was zelfs een hele lange kaart, die helemaal doorloopt tot in Duitsland.
Overal waar de Romeinen een castellum bouwen, ontstaat binnen de kortste keren een vicus. Dat is de Romeinse naam voor een kampdorp. De inwoners van deze handelsnederzetting zijn vrouwen en kinderen van de soldaten plus ambachtslieden en handelaren een relatie hebben met het Romeinse leger en zo een inkomen verdienen. In het vicus is ook vaak een badhuis.
Het Romeinse leger moest zich goed en snel kunnen verplaatsen. Daarom werden er in het hele Rijk goede wegen aangelegd. De wegen waren (als het even kon) kaarsrecht. Dat was niet alleen makkelijker voor de soldaten, maar ook voor de karren. Langs de wegen stond op vaste afstanden een mijlpaal. Een soort wegwijzers met de afstanden.
Als je soldaat (legionair) werd, moest je 25 jaar het leger in. Op reis moest hij alles zelf meenemen. Zijn wapenuitrusting, maar ook een paal voor het legerkamp en zijn eigen potten en pannen om te koken. Een deel van zijn salaris bestond uit zout voor het eten. De wapenuitrusting bestond uit: gladius (zwaard) , scutum (schild) , pilum (werpspeer) , lorica (pantser) , galea (helm) , pugio (dolk).
Voor alle mensen was veel water nodig. Voor de openbare toiletten, badhuizen, bronnen en fonteinen. Dat water kwam van buiten de stad. Via een ingewikkeld stelsel van kanalen en waterleidingen op bogen, de aquaducten. Het begint in de bergen bij een bron en voert het water over een grote afstand naar de stad. Van daar ging het water via loden pijpen naar fonteinen, badhuizen en openbare wc's.
Een Romeins badhuis (thermen).
De Romeinen gingen hier niet alleen naar toe om te baden. Je kon er ook sporten, in een sauna en in warme en koude baden. Ook kon je je laten masseren en je huid laten verzorgen. Mensen gingen er ook naartoe om met elkaar te praten en zaken te doen. Er waren gescheiden baden voor mannen en vrouwen, of gescheiden openingstijden.
Romeinse cijfers zie je nog heel vaak op oude gebouwen staan. Kun jij ermee rekenen? I = 1 , II = 2 , III = 3 , IV = 4 ,
V = 5 , VI = 6 , VII = 7 , VIII = 8 , IX = 9 , X = 10 , XVII = 17 , XXIV = 24 , XL = 40 , LXXXIX = 89 , XC = 90 , CXX = 120 , CXXXVIII = 138 , CD = 400 , DC = 600 , DCLXIV = 664 , CM = 900 ,
MMXXIV = 2024